Het dertigersdilemma is geen aanstellerij

Dertigers groeiden op in een tijd van economische groei. Ze studeerden wat ze leuk vonden. Nu zijn ze ontgoocheld als het niet makkelijk blijkt om een baan te vinden. Zijn ze daarom verwend?

Dertigersdilemma’, ‘mindfulness voor dertigers’, ‘dertigersdip’: zomaar wat termen waaruit moet blijken dat dertigers een speciale groep zijn. Dertigers hebben last van identiteitscrises, ze zijn flexibel, verwend, kinderachtig, pragmatisch, idealistisch, ondernemend en lui tegelijk.

De dertigers van nu hebben elke typering wel eens zien langskomen. Zit er iets tussen wat hen werkelijk karakteriseert?

 

Kun je überhaupt spreken van gemeenschappelijke kenmerken van een groep die tussen twee willekeurige jaartallen (1975 en 1985) is geboren?

Problematisch wanneer je iets algemeens wil zeggen, is het verschil tussen leeftijd en geboortejaar. De socioloog Andries van den Broek, die promoveerde op de sociologische betekenis van generaties, wijst daarop: „Als je het over dertigers hebt, bedoel je dan mensen die in de dertig zijn, of mensen die zijn geboren tussen 1975 en 1985?”

 

In het eerste geval hangen kenmerken samen met iemands leeftijd, in het tweede geval met de periode waarin hij is opgegroeid. Van den Broek noemt het voorbeeld van de klassieke muziek. Vooral oudere mensen luisteren daarnaar – maar ligt dat aan hun leeftijd, of aan het feit dat klassieke muziek in hun jeugd populairder was dan nu?

In dit geval gaat het om het geboortejaar, we hebben het immers over de dertigers van nu. Zouden we hen kunnen definiëren als een generatie? Sommige sociologen zeggen van wel. De Duitse socioloog Karl Mannheim was in 1928 de eerste die het begrip generatie een wetenschappelijke betekenis wilde geven. Volgens hem beleeft iedereen ongeveer tussen zijn 15e en 25e een ‘formatieve periode’: de dingen die je dan meemaakt – variërend van muziek tot politiek – hebben een grote invloed op je wereldbeeld.

 

Van den Broek legt uit: „Om een veertigjarige van mening te laten veranderen moet iets heftigers gebeuren dan bij een zestienjarige. Na de formatieve periode ben je geen onbeschreven blad meer, dan bouw je verder op de voorkeuren die je eerder hebt ontwikkeld.”

En niet alleen vormen zulke gebeurtenissen je wereldbeeld, ze roepen ook later nog de krachtigste emoties op. Ga maar na: bijna iedereen die jong was in de jaren negentig heeft sterke gevoelens bij Telekids, 2Unlimited, Wim Kok, Kofi Annan, Kinderen voor Kinderen, Peter Jan Rens en Madonna.

 

In Nederland was het de socioloog Henk Becker die de term ‘generatie’ groot maakte. In 1992 beschreef hij in het boek Generaties en hun kansen vijf generaties: de stille generatie (1930 – 1940), de protestgeneratie of babyboomers (1941 – 1955), de verloren generatie (1956 – 1970) en de pragmatische generatie (1971 – 1985).

Deze indeling heeft weinig wetenschappelijke waarde, vindt Andries van den Broek. „Henk Becker is te veel in zijn eigen model gaan geloven en staat te weinig open voor alle nuances die erop aan te brengen zijn.”

 

Toch wordt deze indeling nog steeds gebruikt, onder andere door Motivaction, het onderzoeksbureau dat zes jaar geleden alarm sloeg met een rapport over de ‘grenzeloze generatie’: de mensen geboren na 1985. De huidige dertigers werden daarin ook kort beschreven: zij waren ‘sterk merk- en mediabewust’, ‘opgegroeid met uitstekende voorzieningen’ en ‘geneigd tot het uitstellen van fundamentele keuzes’.

 

Andries van den Broek was niet erg onder de indruk van het rapport. „Ze hebben te makkelijk op basis van leeftijdseffecten de sprong naar generatieverschillen gemaakt.”

 

Toch kan het begrip ‘generatie’ wel behulpzaam zijn, al was het maar omdat de meerderheid van de mensen zichzelf rekent tot een generatie. „Het idee dat je hetzelfde traject hebt afgelegd schept een gevoel van lotsverbondenheid”, zegt Peter Ester, die samen met twee andere sociologen een aantal boeken schreef over generaties in Nederland. „Mensen vinden het heel aardig om te praten over hun jeugd. Wanneer ik iemand van mijn generatie zie, val ik bijvoorbeeld terug op muziek. Toen ik jong was, ontstond de popmuziek, dat heeft mij en mijn generatie echt gevormd.”

 

Dat moet herkenbaar zijn voor elke dertiger die wel eens naar een ninetiesfeest is geweest. Wie toen niet jong was, vindt de muziek van TLC en de Vengaboys waarschijnlijk niet om aan te horen, maar de meeste dertigers worden er onmiddellijk zielsgelukkig van. Het is de schuld van de formatieve periode: die zorgt ervoor dat je de rest van je leven weke knieën krijgt van slechte house en bij elkaar gezochte boybands.

 

Een andere bepalende factor in de formatieve periode van dertigers was de opkomst van internet. De dertigers zijn de laatste generatie die in hun jeugd nog niet konden chatten, liken en foto’s delen, die niet op elk moment van de dag digitale goed- of afkeuring kregen van leeftijdgenootjes, en die nog naar de huistelefoon van hun vriendjes moesten bellen. Dat dit veel indruk heeft gemaakt blijkt wel uit het feit dat ze het een heerlijk gespreksonderwerp vinden. Op dertigersfeestjes is er altijd wel iemand die in een vlaag van nostalgie begint hoe lángzaam internet vroeger was (‘weet je nog, dat inbellen: tuudúúúúúúduuuudúdudúduduuuu’), gevolgd door een lang gesprek over chatrooms, msn, Altavista, downloaden via Napster, et cetera.

 

Behoren dertigers wat internet betreft tot ‘de ouderen’, op de arbeidsmarkt hebben ze juist dezelfde problemen als twintigers. De arbeidsmarkt en de verzorgingsstaat zijn erg veranderd in de tijd dat de dertigers jong waren, vertelt Peter Ester. „Op veel hoop terreinen zijn de verschillen tussen de generaties geërodeerd, maar dat geldt niet voor het terrein van de arbeid. In onderzoeken zien we dat dertigers vrezen dat de verzorgingsstaat onder enorme druk zal komen te staan. Ze vragen zich af wie dan de rekening betaalt.”

 

Jan Latten, hoofddemograaf van het Centraal Bureau voor de Statistiek en bijzonder hoogleraar sociale demografie aan de UvA, vertelt dat dertigers veel vaker flexcontracten hebben dan oudere werknemers: „Het aandeel eindtwintigers met een flexcontract neemt fors toe: de helft van hen heeft nog geen vaste baan. Dat is aanmerkelijk meer dan vijf, zes jaar geleden en het blijft voor sommigen zo totdat ze achterin de dertig zijn. Hoogopgeleiden weten zich nog wel te handhaven, maar vooral de laagopgeleiden hebben er problemen mee.”

 

Veel dertigers die nu moeite hebben met het vinden van een vaste baan voelen zich een beetje belazerd. Ze werden volwassen in de jaren negentig en nul, een lange tijd van economische groei. Jongeren werd aangeraden vooral te gaan studeren wat ze het allerleukst vonden, en nu blijkt dat je met een diploma van Media en Cultuur, Vrijetijdskunde of Cultural Analysis helemáál niet meteen een vast contract krijgt. Vanwege deze ontgoocheling (‘maar het zou toch allemaal makkelijk gaan!’) worden de dertigers wel eens verwend genoemd.

 

Peter Ester vindt dat een onzinnig verwijt. „Het gemopper over jongere generaties is van alle tijden. Als ik naar de dertigers kijk dan moet ik zeggen dat ze hard werken, doelbewust bezig zijn, behendig zijn in het combineren van arbeid en zorg.”

 

De veranderingen op dit terrein hebben vervolgens ook invloed op de levenshouding van dertigers, zegt Peter Ester: ze willen hun keuzes open houden. Daar komt nog bij dat vorige generaties zich gemakkelijker aansloten bij collectiviteiten zoals vakbonden. „De dertigers leggen de verantwoordelijkheid voor het eigen slagen bij zichzelf. Als er dingen misgaan geven ze niet anderen de schuld, maar kijken ze wat ze zelf kunnen doen.”

 

Zo komen we toch weer uit bij het dertigersdilemma. Volgens Peter Ester is dat geen aanstellerij: „De angst de verkeerde keuzes te maken is kenmerkend voor de dertigers.” Dat wordt nog verergerd doordat de maatschappelijke norm enorm is opgeschroefd: „Alles moet leuk, uitdagend en excellent zijn. Als je leven helemaal niet zo spannend is, bestaat er een groot verschil tussen de norm en jouw eigen leven.”

Hierbij speelt ook mee dat deze generatie is opgegroeid toen de hedonistische maatschappij in opkomst was, zegt Jan Latten. „Sinds de jaren tachtig, de tijd dat deze generatie jong was, is het waardepatroon in Nederland langzaam veranderd. Voor de meerderheid van de bevolking is de belangrijkste waarde nu genieten van het leven.” Zestig procent van de 30- tot 35-jarigen zegt geen kerkelijke gezindte te hebben, vertelt Latten. „Zij halen hun normen en waarden dus niet meer uit religie.”

 

Nee, in plaats daarvan bezoeken ze speciale dertigerscoaches, doen ze aan yoga en maken ze verre reizen om zichzelf tegen te komen. Tenminste, een deel van hen. Iedere generatie is heterogeen, waarschuwen de deskundigen. Terwijl de hoogopgeleide stedeling bezig is met tai chi tegen de dertigersdip, hebben sommige van zijn leeftijdgenoten al drie kinderen en een eigen bedrijf.

Zo bezien kloppen eigenlijk alle typeringen voor dertigers wel.

 

Geschreven door Floor Rusman