Jongeren lijden vaker aan faalangst

Als goed niet goed genoeg is

Of het nu de druk is van de maatschappij of een zelf opgelegd streven altijd de beste te zijn – veel jongeren zijn bang om niet te voldoen aan de verwachtingen. ‘Ik hoor zo vaak: als je iets écht wil, dan gaat het je lukken.’

‘IK DENK DAT HET in groep 7 van de basisschool begon, bij de proef Cito-toetsen. De docent vertelde continu dat het belangrijk was om goed te scoren. Natuurlijk trekken niet alle kinderen zich daar wat van aan, maar ik was zo’n meisje dat niemand teleur wilde stellen. Ik bereidde me tot in de puntjes voor, oefende uren achter elkaar. Op het vwo haalde ik alles met goede cijfers. Ik had wel bepaalde rituelen: op de nacht voor het proefwerk legde ik mijn boeken open naast mijn bed. Ik dacht: als ik dit doe ben ik zó met de stof bezig, dan kan het gewoon niet fout gaan.’

Eva (24) draagt een felrode blouse en kijkt zelfverzekerd uit haar ogen. Niemand zou op het eerste gezicht vermoeden dat ze constant aan het piekeren is. Toch lijdt ze aan faalangst, al vindt ze dat zelf niet de juiste benaming. Zelf spreekt ze liever over ‘de angst om niet aan de verwachtingen van anderen te voldoen’. Bij het woord faalangst denkt ze aan mensen die het moeilijk vinden om presentaties te geven voor een grote groep. ‘Ik heb daar nooit moeite mee gehad en ben totaal niet mensenschuw, maar heb wel altijd tegen mezelf gezegd dat dingen me niet zouden lukken.’

De blondine racete binnen vier jaar door zowel haar universitaire bachelor als haar master en had de rest van haar leven helemaal voor ogen: ze wilde gaan werken bij een ministerie. Tijdens haar stage bleek ze dat helemaal niet leuk te vinden. Ze wist niet meer wat ze wilde en een periode van werkloosheid brak aan. Ze solliciteerde op allerlei soorten banen en werd toch nergens aangenomen. De negatieve gedachten werden daardoor steeds sterker: had je maar nooit een brief geschreven. Wat denk je nou? Dat ze jou willen? Je bent niets waard.

‘Ik trok het me erg aan dat ik geen baan kon krijgen, misschien wel omdat ik voor het eerst in mijn leven echt ergens in faalde. Op een gegeven moment voelde ik me zo rot dat ik het niet meer gezond vond. Ik huilde een maand lang elke dag. Het ging zelfs zo ver dat ik vond dat ik helemaal geen goede dochter was voor mijn ouders. Wat kunnen mijn ouders nou met mij? dacht ik. Ze hadden een veel leukere en gezelligere dochter moeten hebben.’

HET VERHAAL VAN EVA komt me bekend voor. Ook ik wilde als kind iedereen gelukkig maken. Ik had me in mijn hoofd gehaald dat ik om dat te bereiken vooral goed moest presteren op school. Mijn faalangst begon in groep 7, net nadat ik van school was gewisseld en als nieuweling in een klas terechtkwam waar de anderen elkaar al jaren kenden. Als de docent vroeg wie het antwoord op een vraag wist stak ik mijn vinger niet op. Wat als ik iets stoms zou zeggen? Wanneer ik toch de beurt kreeg begon ik te stotteren.

Op het gymnasium greep de angst om het verkeerd te doen me pas echt bij de keel. Ik kreeg last van black-outs tijdens schriftelijke overhoringen en deed mijn mond nooit meer open bij klassikale vragenrondjes. Ook als ik mijn huiswerk braaf had gemaakt, hield ik de docenten voor dat ik het niet had begrepen. Dat ik mezelf daarbij volledig weg-cijferde nam ik voor lief. Ik was ervan overtuigd dat ik dom was en niets kon en raakte steeds meer in mezelf gekeerd. Mijn ouders merkten dat ik niet goed in mijn vel zat en stuurden me naar een huiswerkbegeleidingsinstituut, waar ik naast remedial teaching één keer per week faalangsttraining volgde. Daar dronk ik sterke zoethoutthee en moest ik voortdurend plekken visualiseren waar ik me in het verleden blij of veilig had gevoeld. Het mocht niet baten. Mijn cijfers holden achteruit. In de tweede klas bleef ik zitten. Voor mij het ultieme bewijs dat mijn angsten gegrond waren. Pas jaren later ebde de faalangst weg. Hoe ouder ik werd, hoe beter ik wist wie ik was en wat ik leuk vond. Van een verlegen vogeltje veranderde ik langzaam maar zeker in een jonge vrouw die zichzelf durfde te laten zien en risico’s nam.

Het verbaasde me dan ook toen ik een aantal jaar geleden mijn vrienden zag worstelen met een verschijnsel dat ik maar al te goed kende van vroeger. Tijdens het laatste jaar van hun studie meldde de een na de ander zich ziek. Ze wisten niet wat ze moesten doen met hun leven, konden de druk van de maatschappij niet aan, vreesden voor torenhoge studieschulden en sloten zich daarom het liefst veilig op in hun studentenkamer. Een van mijn vriendinnen, een meisje dat ik al jaren kende als een vrolijk en extravert type maar dat tegelijkertijd geplaagd werd door een immens schuldgevoel, ging zelfs zo ver dat ze paniekaanvallen kreeg zodra ze de blauwe envelop van de Belastingdienst op haar deurmat hoorde ploffen. Ze betaalde niets meer, met hoge boetes als gevolg.

MIJN VRIENDEN BLEKEN geen uitzondering. Recent onderzoek toont aan dat aandoeningen als faalangst, paniekaanvallen en burn-outs vaak voorkomen onder studenten en young professionals . Het aantal studenten dat aanklopt bij het Bureau Studenten-psychologen van de Universiteit van Amsterdam groeit jaarlijks. Vorig jaar voerden bijna twee-duizend UvA-studenten en jongeren van de Hogeschool van Amsterdam een intakegesprek. In 2011 lag dit aantal nog rond de vijftienhonderd. In andere steden is dit niet anders. Bij de Universiteit Utrecht en de Rijksuniversiteit Groningen kan de wachttijd voor zo’n eerste gesprek tot wel drie weken oplopen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek kampt 43 procent van de jongvolwassenen met gevoelens van stress.

Een ander onderzoek, van de Landelijke Studenten Vakbond uit 2013, toont aan dat 49 procent van alle studenten psychische klachten heeft. Uit ‘de grote studiedrukenquête’ van universiteitsblad Ad valvas kwam naar voren dat bijna vijftig procent van de vrouwen en veertig procent van de mannen ‘af en toe’ tot ‘heel vaak’ denkt de studie niet aan te kunnen.

WAT IS FAALANGST PRECIES? Veel mensen denken dat het beperkt blijft tot ‘bang zijn voor proefwerken en tentamens’. Het gaat echter veel verder dan dat. De kern is een diepgewortelde angst om te mislukken. Dat kan een scala van fysieke en cognitieve reacties met zich meebrengen: buikpijn, hoofdpijn, slecht slapen, darmklachten, spierverkrampingen, concentratieproblemen, huilbuien, chronische vermoeidheid, piekeren en woedeaanvallen. Faalangst is officieel geen ziekte, want het staat niet in het handboek voor psychiatrische diagnostiek, de DSM 5 . Volgens GZ-psycholoog Hermanja Hage-Kok is faalangst net zoiets als een negatief zelfbeeld, dat staat ook niet in de DSM, terwijl het wel ten grondslag ligt aan een heleboel problemen.

Faalangst begint altijd met de gedachte: het gaat me niet lukken. Daardoor ontstaat stress. ‘Sommigen gaan volledig in de overdrive, werken zich kapot om een goed resultaat te bereiken. Dit kan vroeg of laat tot een burn-out leiden. Tevens komt het vaak voor dat studenten wel staan ingeschreven bij een opleiding, maar nooit naar tentamens gaan. Dit kan uitmonden in het helemaal opgeven: overal mee stoppen en niets meer aangaan. Veel van deze mensen schrijven zich uit voor hun studie of verschijnen niet meer op het werk. Ze liggen grote delen van de dag in bed.’ De grote vraag is: waarom neemt faalangst onder de huidige generatie zo toe? Volgens sommige deskundigen heeft het te maken met de manier waarop we in de huidige maatschappij over onszelf denken: de samenleving is maakbaar en je bent volledig verantwoordelijk voor je eigen daden en dus indirect voor je eigen geluk.

Het paradoxale gevolg van het streven naar eigen ontplooiing is een enorme toename van de onderlinge concurrentie. Door de economische crisis, die begon in 2008, is die concurrentie nog dwingender geworden. Ook voor hoog-opgeleiden liggen de banen niet meer voor het oprapen: excellent zijn is niet meer een plezierig extraatje maar een must. Voor de crisiskinderen is de meritocratie uitgelopen op een ware ratrace. De angst om het verkeerd te doen is daardoor enorm toegenomen. Als je niet bereikt wat je wilt, is het je eigen stomme schuld en ben jíj de loser. Eva herkent dit. ‘Ik hoor zo vaak om me heen: “Als je iets écht wil, dan gaat het je lukken.” Daardoor begin ik steeds vaker te denken dathet mijn schuld is dat ik nog geen baan heb. Kennelijk doe ik iets fout – ík heb gefaald.’

EVELYN PRINSEN IS OPRICHTER van het digitale platform quarterlife quest en ze coacht jongeren die het gevoel hebben dat ze het leven niet aankunnen. Veel problemen komen volgenshaar voort uit keuzestress.

‘Je hebt wel een studie achter de rug, maar een stabiel loopbaanpad is er vaak nog niet. Dit geeft een bepaalde druk om de juiste beslissingen te nemen. Daarnaast bestaat er een authenticiteitscultuur. Je moet er iets van maken en je moet bijzonder zijn. Gemiddeld is niet meer genoeg.’

In de jaren negentig zijn veel jongeren opgevoed onder het motto ‘alles kan en ik kan alles’, weet GZ-psycholoog Hermanja Hage-Kok, die een praktijk heeft waar veel studenten komen. Als je volwassen wordt, merk je opeens dat niet the sky the limit is, maar dat jijzelf de limit bent. Je kunt dus níet alles. Als je dan ook nog eens volwassen wordt in de periode na 2000, waarin de ene crisis volgt op de andere, kom je tot de conclusie dat echt niet alles kan, het ligt niet meer alleen aan jezelf, maar ook aan externe factoren. Bij veel twintigers van nu heeft zowel het opgroeien in het laatste decennium van de vorige eeuw als de crisis waar we daarna in belandden voor een lage frustratietolerantie gezorgd: als het niet gaat zoals ze willen, raken ze snel gefrustreerd, omdat ze eraan gewend waren dat alles kon en mogelijk was.’

Faalangst is van alle tijden, meent HageKok, maar er zijn in de huidige maatschappij zeker factoren die voor een toename zorgen. ‘De huidige maatschappij hecht erg aan succes. Daarnaast heerst er momenteel een maximize-cultuur: niet alleen is alles maakbaar, we moeten ook “alles eruit halen wat erin zit”. Als je verwachting is dat je elke dag groots en meeslepend zult leven, is het gedoemd om steeds tegen te vallen. De lat ligt simpelweg te hoog.’

KLOPT DAT WEL? Als kind kreeg ik inderdaad van huis uit mee dat ik alles kon bereiken wat ik wilde. Toch had ik nog geen besef van de zogenaamde succescultuur. De economische crisis was nog lang niet in beeld. Integendeel, er was geld in overvloed en de mogelijkheden leken onbeperkt. Ik was gewoon bang dat ik waardeloos was, dat ik gedoemd was om te mislukken. Ik durfde de verantwoordelijkheden die bij een volwassen leven komen kijken niet te dragen. Dat zie je nu ook terug bij de faalangstige studenten en young professionals.

De Nijmeegse hoogleraar klinische psychologie Jan Derksen geeft vooral de opvoeding de schuld van de geringe weerbaarheid van mijn generatie. In de Zembla -aflevering Ouders van tegenwoordig spreekt hij over de ‘achterbankgeneratie’. Hiermee bedoelt hij de kinderen die jarenlang op de achterbank van de auto’s van hun ouders naar school, naar pianoles, naar gymles en naar zwemles zijn gebracht.

Volgens Derksen prijzen ouders hun kinderen te veel en worden ze te beschermd opgevoed. ‘Ze komen van een droomwereld bij hun ouders opeens in de ruwe maatschappij. Als ze in hun eerste functioneringsgesprek horen wat er niet goed gaat, zijn ze meteen van slag en gaan ze naar een psycholoog. Elke dag horen hoe fantastisch je bent geeft weinig zelfvertrouwen.’

Lotte (25) vindt het stom om haar ouders de schuld te geven, want ze houdt zichzelf volledig verantwoordelijk voor de dingen die ze doet en voelt. Bij haar thuis werd er bijvoorbeeld altijd gevraagd of ze een goed cijfer had gehaald. ‘Mijn ouders vinden het moeilijk om “goed zo” te zeggen. Er werd altijd gewezen op wat ik nog niet had gedaan of bereikt. Pas nu zeggen ze wel eens dat ze trots op me zijn. Dat is heel prettig, al vraag ik me af of dat niet twintig jaar eerder had gekund.’

Lotte zit in het tweede jaar van de master dam en werd vanaf de eerste dag van haar bacheloropleiding getergd door een ernstige vorm van faalangst. ‘Ik piekerde ontzettend veel en had gemene gedachten over mezelf. Zelfs als iemand zei dat ik het goed deed zat er nog een stemmetje in mijn hoofd dat vond dat ik nog zoveel beter had gekund. Ik was bang dat klasgenoten niets met me te maken wilden hebben.’ Toen ze ging samenwonen met haar vriend – ook een muzikant – durfde ze niet te oefenen waar hij bij was, want wat als hij haar slecht zou vinden? Ze slaagde met een 8,5 voor haar bachelorexamen, maar was er niet tevreden mee; het had immers ook een 9 kunnen zijn.

HULPVERLENING BIEDT jongeren handvatten om met faalangst om te gaan. Tijdens mijn studie aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten waren de faalangsttrainingen niet aan te slepen. Er werd zelfs ruimte voor gemaakt binnen het curriculum, je kon het volgen in het kader van de minor. Eva volgde een aantal sessies bij Hage-Kok en leerde zo op een andere manier naar haar jeugd te kijken. ‘Ik ben enig kind, niemand uit mijn familie, op mijn vader na, is naar de universiteit geweest. Daardoor heb ik altijd het idee gehad dat mijn ouders torenhoge verwachtingen van me hadden, ook al hebben ze me nooit gepusht. Ik moest het van mezelf briljant doen, met míj zou het wel goed komen.’

Opmerkelijk genoeg zien sommigen toch ook een positieve kant aan faalangst. jazzpiano op het Conservatorium van Amster-jazzpiano op het Conservatorium van Amster-Quarterlife-coach Evelyn Prinsen heeft veel cliënten die net als Lotte beschikken over een uitzonderlijk talent en juist daarom faalangstig zijn. ‘Objectief gezien zijn deze mensen succesvol, alleen voelen ze het zelf nog niet.Onder negatieve overtuigingen zit vaak iets heel sterks. Deze cliënten zijn enorm ambitieus. Als je minder ambitie hebt staat er ook minder op het spel. Dat is op zichzelf iets heel moois, alleen wil je de scherpe randjes er vanaf halen.’ Het eerste doel dat Prinsen in haar praktijk voor ogen heeft is haar cliënten ondanks bijtende onzekerheid toch dingen laten aangaan.

Een zinnig advies, omdat in de huidige smal is. Lang niet iedereen kan die top bereiken, zelfs als je een dubbele master van Harvard en een cursus Mandarijn op je cv hebt staan. Daarom zijn teleurstellingen onvermijdelijk en is het soms nodig je ambitie bij te stellen, hoe pijnlijk dat ook is.

HERMANJA HAGE-KOK raadt haar cliënten zelfs aan om af en toe eens flink op hun bek te gaan. Nooit met de garantie dat het goed gaat, maar wel met de mededeling mededeling dat het helemaal niet erg is als iets de eerste keer niet meteen lukt. ‘Edison heeft een mooie uitspraak: “Ik heb op 9999 manieren geprobeerd de lamp uit te vinden en de 10.000ste keer is het gelukt.” Hoe meer je ervan overtuigd raakt dat het geen ramp is om fouten te maken, hoe minder bang je ervoor wordt. Falen is leren. En je komt pas verder door het risico van falen te nemen. We moeten beseffen dat geluk en succes niet heilig zijn.’

IK KOM ER MET VALLEN en opstaan achter dat mijn angst om te falen heftiger is dan het falen zelf. Mijn vriendin, die geen belasting meer durfde te betalen, maakte een vergelijkbare ontwikkeling door. Ze zocht hulp bij een psycholoog, vond een parttime baan in de horeca en werkt de rest van de tijd als freelancer aan haar fotografie-portfolio. Langzaam maar zeker komen er steeds meer opdrachten binnen.

Onze generatie wordt weggezet als een generatie vol zeurende, verwende jongeren. Dat is onterecht. We worden in een ratrace geduwd door negatief bindende studieadviezen, masters die niet langer zomaar op de bachelor aansluiten zonder extra competenties en vacatures waar minstens driehonderd mensen op reageren. De twintigers en dertigers van nu zijn bang dat het er nooit meer van komt als ze niet onmiddellijk succes boeken. Maar soms duurt het een tijdje voordat een balletje gaat rollen. Geduld en vertrouwen in je capaciteiten zijn dan noodzakelijk. Maar bouw je die op als je voortdurend denkt op elk vlak de beste te moeten zijn? meritocratische samenleving de top bijzondermeritocratische samenleving de top bijzonder.