Verloren Generatie???

'Verloren Generatie schiep narcistische prinsjes en prinsesjes'

 

Generatie IK wordt spiegelstaren verweten. Maar de ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het borderliniseren en theatraliseren van de samenleving, schrijft ondernemer Pieter Mol.


'Generatie IK' heeft het de laatste tijd zwaar te verduren. De jongeren van deze 'Grenzeloze Generatie', die nu tussen de 15 en 24 jaar oud zijn, wordt verweten op zichzelf gericht of zelfs ronduit narcistisch te zijn, en niet echt te weten waarvoor zij staan of waarheen zij willen.

Recentelijk riep Linda Duits - zelfbenoemd vertegenwoordigster van 'Generatie X' - de nieuwste generatie op te stoppen met spiegelstaren en in beweging te komen. Maar Generatie X zou er beter aan doen de hand in eigen boezem te steken, want zij zijn tenslotte de ouders die Generatie IK zover hebben laten komen.

Zelf geef ik de voorkeur aan de titel 'Verloren Generatie' (1955-1970) in plaats van Generatie X, naar het model van generatiesocioloog Henk Becker, en dan slechts als ideaal-typische indeling, want niet alle leden van mijn generatie hebben exact dezelfde formatieve ervaringen opgedaan. Toch herken ik - geboren in 1966 - mij voor een groot deel in de beschrijvingen van de Verloren Generatie.

Crisisretoriek
In onze jeugd werd ons een toekomst van een krappe arbeidsmarkt met hoge jeugdwerkloosheid voorgehouden en was De Bom nog een reële dreiging. Heroïneverslaving werd als groot maatschappelijk probleem ervaren en bovendien als persoonlijke bedreiging. Veel wijken in grote steden waren in verval geraakt en hoognodig aan vernieuwing toe. Al in de jaren tachtig lieten we ons door de crisisretoriek van Van Agt, Wiegel en Lubbers indoctrineren met het idee dat de babyboomers vooral geitenwollensokken-potverdeerders waren. 'No Future', schreeuwde de graffiti van de muren. Somberheid alom. Wij voelden ons een generatie die alles weer zelf moest doen. En dat hebben we, heel stilletjes, gedaan.

Een van de vele dingen die we anders gedaan hebben, is het opvoeden van onze kinderen, en laten die nou net tot de Generatie IK behoren. Hoe kan het toch dat onze kinderen zo op zichzelf gericht zijn? Is het de schuld van het onderwijs en de media? Of kan het zo zijn dat wij ze zelf opgevoed hebben tot narcistische prinsjes en prinsesjes, die verwend werden met megalomane sweet sixteen party's en afgeschermd werden van elk gevaar, waardoor ze leerden hun focus te leggen op onmiddellijke gratificatie en geen frustratietolerantie op te bouwen, en het heel normaal te vinden dat anderen de leiding en verantwoordelijkheid nemen?

Kan het zijn dat we vooral niet de ouders van onze kinderen wilden zijn, maar hun gelijkwaardige vriendjes en vriendinnetjes? Kan het zijn dat we zelf onze eeuwige jeugd wilden behouden en, à la Peter Pan, weigerden werkelijk volwassen te worden? Over narcisme gesproken.

Vroeg of laat verwijt elke generatie de generaties vóór haar alles verkeerd te hebben gedaan. Vaak is dat - met de kennis achteraf - tot op zekere hoogte ook het geval. Met de beste intenties heeft de Verloren Generatie het anders willen doen, door meer kwaliteit in de relaties met haar kinderen te willen leggen, door hen meer aandacht te geven. Maar ook goedbedoelde veranderingen hebben, zo leren sociologen ons, altijd onbedoelde, ongewenste neveneffecten.

Over die neveneffecten schetsen diverse onderzoeken en media een verontrustend beeld. Je ziet het ook om je heen: zelfs op universiteiten worden studenten met intensieve begeleiding aan het handje door hun studie geleid, en dat ligt heus niet alleen aan de bezuinigingen. In het boek De grenzeloze generatie en de onstuitbare opmars van de B.V. IK doen Frits Spangenberg en Martijn Lampert aanbevelingen aan werkgevers over de omgang met Genera­tie IK: geef coachend en inlevend leiding, vermijdt daarbij het fragiele gevoel van eigenwaarde (lees: zelfoverschatting) te kwetsen.

Deze aanbevelingen deel ik niet: het narcisme van Generatie IK zal ze namelijk vroeg of laat, in de vorm van quarter- of midlifecrisis, heel erg kunnen gaan opbreken. Temeer daar het niet te verwachten is dat de economie van de toekomst nog veel ruimte zal bieden om brood op de plank te krijgen met een ik-alles-nu houding, zoals Evelien Tonkens dat zo mooi noemt.

We hebben zelf bijgedragen aan het borderliniseren en theatraliseren van de samenleving, en daarmee het formatieve kader voor onze kinderen geschapen. In plaats van tegen onze kinderen te zeggen dat ze niet zoveel in de spiegel moeten kijken, zouden we daar zelf de tijd voor moeten nemen. Als we daarna onomwonden toegeven dat het beter was geweest onze kinderen met duidelijke grenzen op te voeden, kan een discours ontstaan waarbij jongeren zich zo ontwikkelen dat ze beter tegen een stootje kunnen, minder afwachtend en leidingzoekend in het leven staan en zelf vorm kunnen geven aan hun toekomst.